Teleleerplatforms

Inleiding

In de nu volgende tekst ziet u een overzicht van een aantal teleleerplatforms met een korte beschrijving.

Lotus Learning Space
Lotus Learning Space is een uitgebreid pakket van Lotus (nu IBM) dat is gebaseerd op de Lotus Domino server en heeft daarmee alle voor- en nadelen (ingewikkeld beheer, grote flexibiliteit). Het accent ligt vooral op asynchroom leren, waarbij samenwerking tussen studenten van groot belang wordt geacht. Het pakket heeft vele opties: sheets, opdrachten, links, chat, discussie, videoconferencing, etc. Nadeel is dat hier vaak extra servers voor nodig zijn. De scholing kan via Lotus worden geregeld (fl. 22.000,- voor 40 docenten).

Voordelen

veel communicatie, goede onderwijskundige functies

Nadelen

gesloten standaard, draait alleen op NT-server, het geheel is voor docenten toch ingewikkeld

Kosten

SURF-licentie maximum f. 65000,- incl. btw. per jaar voor 10.000 studenten

WebCT
WebCT is geschikt voor presentatieomgeving van leerstof en (groeps)opdrachten. Een docent is vrij om te kiezen welke van de in WebCT aanwezige functionaliteit aan de studenten wordt aangeboden. Er zijn ruime mogelijkheden voor het groepswerk en het ontwikkelen van toetsen. Het goed invullen van cursusmateriaal vergt wel werk. Studentgegevens moeten per cursus worden ingebracht en kunnen niet worden meegenomen.

Voordelen

veel onderwijskundige mogelijkheden, wordt gebruikt door een groot aantal universiteiten en is in ontwikkeling, maakt gebruik van een open standaard.

Nadelen

HTML-kennis nodig, goed bruikbaar voor 10 curssussen, maar niet voor 300 cursussen, te traag bij grote aantallen studenten

Kosten

fl. 1500 per jaar

Blackboard Courseinfo
Blackboard is een uitgebreid pakket dat zeer docentvriendelijk is. Docenten kunnen onderdelen makkelijk zelf invullen en zelf onderhouden. Beschikt over veel (onderwijskundige) functionaliteiten: discussiegroepen, groepspagina's, toetsen, cijferregistratie, etc. Het is niet mogelijk overal hyperlinken op te nemen. De faculteit der bedrijfskunde heeft veel (positieve) ervaringen met Blackboard opgedaan.

Voordelen

Veel onderwijskundige mogelijkheden, zeer docentvriendelijk, kan op meerdere hardware draaien, open standaard (IMS-standaard)

Nadelen

Kosten programma te mogen aanpassen is erg hoog ($30.000), niet overal zijn hyperlinken mogelijk, geeft weinig ruimte aan een variatie aan onderwijsvormen.

Kosten

per server $5000,-

Virtual Campus
Een goed punt van Virtual Campus is de gevarieerdheid aan mogelijkheden voor het ontwikkleen van studiemateriaal. Voorwaarde is wel een grote HTML-deskundigheid van de ontwikkelaar. De docent kan niet zelf didactische vrariaties aanbrengen. De schaalbaarheid van Virtual Campus lijkt goed. Grote groepen zijn in de VS heel gebruikelijk. Virtual Campus verzorgt niet alleen het technisch beheer van de cursussen, maar ook de ontwikkeling van materiaal kan door hen gebeuren. Nadeel hierbij is dat de eigen instelling niet zelfstandig curussen kan ontwikkelen en onderhouden. de cursussen worden extern gehost.

Voordelen

Grote didactische variatie, zeer schaalbaar (veel cursussen)

Nadelen

Kostbaar, geeft (te) veel uit handen, uitgebreide technische HTML-kennis nodig

Kosten

fl. 20.000 eerste keer campus op maat. Bestaande cursus fl. 10.000 p/mnd.

Conclusie: het teleleerplatform Blackboard komt zowel onderwijskundig, technisch als financieel als meest geschikte teleleerplatform voor de EUR naar voren.

 

Andere ict middelen 

Er zijn naast leerplatforms o.a. de e-mail en de e-maildiscussiegroepen. middelen.

E-mail
Het grote voordeel van e-mail is dat het inmiddels vrijwel even algemeen is als de telefoon. Alle bijdetijdse studenten en docenten zijn er vertrouwd mee. Een tweede voordeel van e-mail is dat de communicatie schriftelijk verloopt, waardoor vragen en antwoorden doorgaans beter uitgedacht zijn. Ook kunnen ze voorzien zijn van webadressen.
Studiebegeleiding via e-mail heeft evenwel als groot nadeel dat het zeer veel tijd kost. De drempel om een vraag via e-mail te stellen is veel lager dan die van de telefoon, en een mailtje goed beantwoorden kost al gauw tien minuten. Naarmate de docent zorgvuldiger antwoordt, komen er bovendien meer vragen binnen.

E-mailgebruik is soms ook om een didactische reden onwenselijk. Studenten zien elkaars vragen niet en ze leren niet om vragen aan elkaar te stellen en die eerst onderling te beantwoorden. Door leerstof onderling te bespreken leren studenten actiever met de stof omgaan en leren ze bovendien om in teamverband te werken.

Discussiegroepen
Door te werken met discussiegroepen kan men de genoemde problemen met e-mail het hoofd bieden. Discussiegroepen volgen het news-protocol en worden buiten het onderwijs dan ook nieuwsgroepen genoemd. Het omgaan met discussiegroepen lijkt sterk op e-mail en is na enige tijd zelfs gemakkelijker. Qua werking lijkt de discussiegroep op een prikbord, waar iedereen berichten kan lezen en plaatsen. Bij goed gebruik maakt men onderscheid tussen nieuwe berichten en berichten die een antwoord zijn op eerder geplaatste berichten.

Hoewel een discussiegroep er op het beeldscherm uitziet als een lijst van berichten, 'voelt' het aan alsof men een kamer binnenkomt waar een groep mensen aan het discussiëren is. Het maakt daarvoor weinig uit of er minuten, dagen of maanden tussen de diverse berichten zit, hoewel een levendige discussie natuurlijk wel meer stimulerend werkt.

Op welke wijze een discussiegroep gebruikt wordt, hangt helemaal af van de rol die communicatie in het onderwijs is toegedacht. Men kan discussiegroepen inzetten voor informele contacten tussen studenten (café of koffiekamer), als ruimte om vragen aan de studiebegeleider te plaatsen (vraagbaak of vragenuurtje), als discussieplatform (aan de hand van stellingen) of zelfs als besloten samenwerkingsruimte voor kleine groepen. Daarbij zijn weer allerlei maten en vormen van interventie door de docent mogelijk.

Essentieel voor het functioneren van dit soort communicatie is dat de beoogde werkwijze duidelijk aan de studenten wordt meegedeeld en dat er consequent naar gehandeld wordt. Een discussiegroep die vrijblijvend in de lucht wordt gebracht terwijl ondertussen vragen via e-mail beantwoord worden, zal zo goed als leeg blijven en de indruk wekken dat er helemaal niets gebeurt (niemand ziet immers die e-mail). Omgekeerd kan een verplichte samenwerkingsopdracht met beoordeling achteraf uitstekend via een discussiegroep verlopen waar studenten anders op vaste tijden en plaatsen zouden moeten samenkomen. Zoals zo vaak geldt ook hier dat met combinaties soms veel betere resultaten geboekt worden: na één face-to-face bijeenkomst verloopt elektronische communicatie stukken beter.

Voordat een discussiegroep goed gebruikt wordt door alle studenten, moet er het één en ander gedaan worden. Er zijn technische problemen te overwinnen, en de studenten en vaak ook de docenten moeten er mee leren werken. Daarnaast en deels tegelijkertijd moeten de studenten er mee leren omgaan. Dit bestaat weer uit twee fasen: überhaupt berichten kunnen lezen en plaatsen, en vervolgens dit op zodanig nette wijze kunnen doen dat een enigszins ordelijke discussie te voeren valt. Dit laatste houdt in: het geven van een goede onderwerpsomschrijving, een correcte signatuur onder elk bericht, op de juiste wijze citeren, alleen bruikbare bijlagen insluiten, etcetera.

Conclusie.

Het algemene beeld dat uit de antwoorden op de vragen naar voren komt is dat de studenten vrij neutraal staan tegenover het gebruik van de leeromgeving: ze zijn niet enthousiast maar ook niet negatief. Men vindt dat de leeromgeving niet leidt tot betere onderlinge communicatie. Dit komt waarschijnlijk omdat de voltijdstudenten voornamelijk op het instituut werken en de deeltijdstudenten toch al een bepaalde manier van communiceren op afstand hanteren. De docent is wel positief, met name vanwege verbetering van onderlinge samenwerking en communicatie, maar vooral vanwege verbetering van kwaliteit van eindproducten.

Geen enkel onderdeel wordt door de studenten iedere week gebruikt. De onderdelen die men het meest gebruikt zijn vooral praktische onderdelen, zoals bestanden ophalen van/wegschrijven op Internet, sturen van algemene berichten, raadplegen van het rooster of raadplegen van eigen resultaten. Opvallend is dat het systeem nauwelijks wordt gebruikt om samen te werken.

Dat voltijdstudenten de agendafunctie veel hoger waarderen dan de deeltijdstudenten heeft wellicht te maken met het feit de voltijdstudenten in tegenstelling tot de deeltijdstudenten minder ervaring hebben met het strak inplannen van de eigen studieactiviteiten. Alleen dat al is een goed argument voor een docent om een dergelijke functie te gebruiken.

De docent maakt wel dagelijks gebruik van de leeromgeving, met name vanwege de communicatiefuncties.

De zwakke punten van het systeem hebben voornamelijk betrekking op performance (beschikbaarheid, traagheid), ingewikkelde of overbodige functies en problemen met het krijgen van toegang tot het systeem.